Verzwarende bewijslast bij opleggen vergrijpboetes
Als u een aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig indient, kan de Belastingdienst een vergrijpboete opleggen. Door een arrest van de Hoge Raad wordt de bewijslast van de Belastingdienst bij het opleggen van een vergrijpboete nu verzwaard.
Vergrijpboete
Voor het opleggen van een vergrijpboete moet er sprake zijn van opzet of grove schuld. De hoogte van de boete hangt af van de soort nalatigheid. Als een inspecteur een vergrijpboete gaat opleggen, moet hij de beboetbare feiten aannemelijk maken.
De bewijsplicht van het beboetbare feit ligt dus bij de inspecteur. Hierbij moeten de vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel komen vast te staan. Deze bewijslast is niet nieuw, maar vanuit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat deze maatstaf overeenkomt met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering ‘doen blijken’. Deze formulering houdt in dat de betreffende feiten en omstandigheden overtuigend door de inspecteur moeten worden aangetoond.
Een tweede overweging in het arrest is het volgende: het feit dat een belastingplichtige ‘zich ervan bewust moet zijn geweest’ dat de vereiste aangifte niet juist is gedaan, betekent nog niet dat deze persoon bewijsrechtelijk ook met (voorwaardelijke) opzet heeft gehandeld.
Gevolgen praktijk
De impact van het arrest van de Hoge Raad is in de praktijk groot. Door de verzwaarde bewijslast voor de Belastingdienst kan het voor de belastingplichtige vaak al voldoende zijn om zich op het arrest te beroepen als hij bezwaar maakt tegen een opgelegde vergrijpboete. Voorheen kon de inspecteur bij het opleggen van een vergrijpboete volstaan met de motivering dat de belastingplichtige ‘zich ervan bewust moet zijn geweest’ dat hij een onjuiste aangifte deed. Deze term is niet hetzelfde als ‘weten’. Voor voorwaardelijke opzet moet de inspecteur aannemelijk maken dat de belastingplichtige wist dat hij een onjuiste aangifte deed en de risico’s hiervan bewust aanvaard heeft.
Voor de praktijk betekent dit dat de Belastingdienst voorafgaand aan het opleggen van de aanslag een aantal extra vragen kan stellen. Dit kunnen vragen zijn die niet noodzakelijk zijn voor het komen tot een juiste heffing, maar die bedoeld zijn voor het verzamelen van bewijslast voor het opleggen van een boete. U kunt zich afvragen of u als belastingplichtige deze vragen moet beantwoorden.
Naar aanleiding van dit arrest start de Belastingdienst steeds vaker een schuldonderzoek. Het is echter maar de vraag of zij wettelijk bevoegd is zo’n onderzoek te starten en of zo’n onderzoek zinvol is. In Europese wetgeving is immers het ‘nemo-teneturbeginsel’ opgenomen. Dit rechtsbeginsel houdt in dat niemand aan zijn eigen veroordeling hoeft mee te werken. Vraagt de Belastingdienst gegevens op die niet noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de juiste aanslag? Dan hoeft u die dus niet te verstrekken.
De verwachting is dat, door dit arrest van de Hoge Raad en de gewijzigde gang van zaken vanuit de Belastingdienst, er de komende tijd nieuwe procedures worden gestart.
Meer weten?
Bij ABAB zijn we graag van betekenis. Door kennis te delen, advies te geven en voor inzicht te zorgen. Ontvangt u een informatieverzoek van de Belastingdienst naar aanleiding van een opgelegde vergrijpboete? Schakel dan tijdig met uw belastingadviseur om te beoordelen of deze boete terecht is opgelegd of mogelijk verminderd kan worden op grond van de gewijzigde zienswijze van de Hoge Raad. Neem contact op met Frank Rademaekers, manager Belastingadvies. U bereikt Frank via e-mail. Ook voor andere vragen op het gebied van fiscaal advies staan onze belastingadviseurs graag voor u klaar.